Gelezen door: Carl De Strycker (24 boeken)
Annemieke Gerrist heeft in haar debuutbundel niet veel woorden nodig om een suggestieve wereld op te roepen. Het is uit de meest dagelijkse, ja zelfs banale elementen dat ze haar poëtisch universum opbouwt: een gsm-gesprek, een auto die komt aanrijden, een vrouw in een rolstoel. Toch is deze wereld slechts op het eerste gezicht herkenbaar. Gerrist laat namelijk observaties die schijnbaar logisch niets met elkaar te maken hebben op elkaar botsen waardoor er een gevoel van vervreemding ontstaat. Je klampt je als lezer dan maar vast aan motieven zoals de eend, de hond, het weiland, de naaktheid, maar vooral het huis. Dat staat hier symbool voor een geborgenheid die gemist wordt. Veel personages in deze bundel zijn verdwaald en vinden hun huis niet meer terug, andere hebben duidelijk nood aan contact, maar durven hun huis niet uit. Soms is het huis ook het decor voor geweld of is de huislijkheid verworden tot saaie gewoonte. De mensen bij Gerrist zijn vervreemd van elkaar en ontheemd. Ze weten het eventjes niet meer, hun gedachten dwalen af, ze klampen zich vast aan een jeugdherinnering, vluchten in loos gepraat of ongebreideld consumentisme, maar dat zijn slechts de symptomen van hun ware behoefte: ze hebben dringend nood aan warmte, liefde, een thuis waarin de eenzaamheid verdwijnt. Gerrist beschrijft dat verlangen wanneer ze het motto van William Carlos Williams, ‘I love you / or I do not live / at all’, herschrijft als 'Ik hou niet van je, ik leef', maar er meteen op laat volgen: 'Loop achter me, dan volg je me'.
Gerrists minimalistische gedichten bevreemden, doen lachen, irriteren en intrigeren.
|
Reacties (0)Delen
|