Gelezen door: Theo Schippers (104 boeken)
Citaat: "L’homosexualité vous dégoûte, n’est-ce pas, commissaire? (...) Pourtant, c’est vous qui nous avez créés. La notion de l’homosexualité masculine n’existait pas dans la Grèce antique: Socrate pouvait enfiler Alcibiade sans passer pour un pédéraste, les Grecs avaient une idée plus haute de ce que pouvait être la corruption de la jeunesse.
"
Eindelijk Franse literatuur die geen cult-depri kent. Een leuk boek, goed geschreven, dynamisch, interessant. Een voorbeeld voor andere Franse literaire auteurs!
‘La septième fonction du langage’...
is een pastiche van de wereld van de semiotiek, de linguïstiek, de filosofische en/of politieke filosofie.
Tegelijk is het een ode aan die wereld, en een introductie. Er zijn zeker bedenkingen en uitleggingen die de interesse kunnen aanwakkeren.
Het boek vertrekt bij het dodelijke ongeval van de semioloog Barthes, die aangereden werd na te hebben gegeten bij Mitterand. En als dat ongeluk nu eens geen ongeluk was, maar moord?
In het begin gelooft men niet echt in de mogelijkheid van een moord, maar laat Giscard d’Estaing laat een commissaris op de zaak zetten, met als achterliggende bedoeling om een huiszoeking te kunnen doen bij Mitterand, die al lange tijd geen schandalen meer aan zijn been gehad heeft. Bij de huiszoeking moet vooral gezocht worden naar iets dat politiek tegen Mitterand kan gebruikt worden. Dat vindt de commissaris best, want hij is rechtsdenkend. Maar tijdens het onderzoek ontdekt hij algauw iets écht verdacht, en dat leidt hem steeds verder in de piste van een daadwerkelijke moord op Barthes.
Twee onderzoekers
De rechtse commissaris, heeft niet te lang gestudeerd, maar laat zich bijstaan door een student in de semiologie. De student moet het semiologische jargon uitleggen, hem wegwijs maken in die wereld. De kerel is heel erg ‘links’, maar hij kent de linguistiek op zijn duimpje. De commissaris is ‘rechts’ maar heeft het woord semiologie nooit eerder gehoord. Wel heeft hij levenservaring.
Zo vormen deze twee een ideaal duo om het boek te spijzen met veel humor, kleine spanningen, vriendschap en eenvoudige uitleggingen over semiologie.
Historische fictie…
Voor wie die wereld en materie kent, is het wellicht niet moeilijk om fictie van werkelijkheid te onderscheiden in het boek. Het spreekt vanzelf dat alle rechtstreeksse feiten rond het onderzoek en een ‘moord’ op Barthes, verzonnen zijn. De feiten daarrond zijn daarentegen juist (zonder verbonden te zijn met Barthes). Zo heeft in het jaar dat Barthes overleed, Althusser zijn vrouw echt gewurgd. En er is ook een bom ontploft in Bologne, waarbij 85 doden zijn gevallen. Maar… Derrida is niet gestorven in 1980, zoals in het boek. Hij is gestorven in 2004. Hij was ook niet gestopt met werken in 1980. Hij was ‘alive and well’. Voor wie de linguistiek en de personages niet kent, is dat verwarrend. Als 90% van de feiten juist zijn, hoe kan men dan die andere 10% onderscheiden?
Zo berusten ook 90% van de anecdotes op waarheid. Er heeft echt iemand op de schoenen van Umberto Eco gepist in een bar. En nog veel meer dingen. Maar dus ook die 10% die verzonnen zijn. Wélke tien %? Best wel frustrerend vind ik het om dat niet te weten.
Eén ding is zeker: al wat de linguisten, filosofen, politiekers in de mond gelegd wordt, werd echt door hen gezegd (meestal geschreven).
Lees het citaat van Foucault nog eens. Dit heeft Foucault (in het boek, niet in het echt) uitgesproken tegen de commissaris terwijl hij zich in een gay-bar liet pijpen door een gigolo. “L’homosexualité vous dégoûte, n’est-ce pas, commissaire? (“Plus fort! Plus fort”) Pourtant, c’est vous qui nous avez créés. La notion de l’homosexualité masculine n’existait pas dans la Grèce antique: Socrate pouvait enfiler Alcibiade sans passer pour un pédéraste, les Grecs avaient une idée plus haute de ce que pouvait être la corruption de la jeunesse.”
Mogelijk heeft Foucault niet exact deze bewoordingen heeft geschreven (misschien zelfs wel) maar hij heeft zeker en vast geschreven over het feit dat de oude Grieken het concept homosexualiteit niet kenden, en konden mannen rustig seks met elkaar konden hebben zonder dat dit als vreemd werd ervaren. (Let wel op de woord 'homosexualité masculine' in de tekst. Misschien was er wel een woord voor lesbiennes!)
Sollers… niet tevreden!
Na lezing van dit boek was de bekende auteur Sollers niet tevreden! Hij zou zelfs geprobeerd hebben de verkoop ervan te boycotten. En toch: Binet lacht met (bijna) iedereen in de wereld van de linguistiek, filosofie, politiek, en ook met de instellingen van die wereld. Hij maakt karikaturen van eenieder. Als een karikatuur van een narcistische Sollers die niet meer is dan een leeg vat, hem zo boos maakt, dan is er misschien wel reden om zichzelf enkele vragen te stellen?
De stijl
In het volgende stukje ga ik verder in op de dynamiek in dit boek. Maar eerst iets dat alomtegenwoordig is in het boek, in de lichte en zwaardere passages: de verf en het penseel die de auteur gebruikt zijn bijzonder goed gekozen. Subtiel, humorvol, mooi.
Wat denk je van deze reactie van Foucault, die in een gay-bar gepijpt wordt door een gigolo. De commissaris stelt hem een belangrijke vraag. Daarop volgt:
“Foucault reverse la tête en arrière, sans que Bayard ni Herzog puissent déterminer s’il s’abandonne au plaisir ou s’il réfléchit."
En zo blijft de stijl het hele boek door.
Maar… nogal ongelijkmatig
Het eerste derde van het boek krijgen we een dynamisch, interessant, zeer leuk boek. De basis van de linguistiek wordt uitgelegd, maar niet teveel.
En plots valt de auteur helemaal terug. Wanneer de redenaars het tegen elkaar opnemen in de Logos Club, begint voor de lezer de ellende. De ene politiek-filosofische discussie volgt de andere op. Meestal heel zwaar om te lezen, steeds over het proletariaat versus het fascisme, geen humor, de pastiche wordt nu zo enorm dat hij niet leuk meer is. Bovendien hebben al die zware discussies geen enkele relevantie voor het verhaal zelf, het onderzoek naar de moord op Barthes.
Het lijkt erop dat Binet zich heeft laten meeslepen door zijn enthousiasme en die scènes, of veel teveel scènes, heeft toegevoegd uit puur plezier. En zo ontsnapt Binet vreemd genoeg niet aan dat waar hij juist een pastiche over schrijft: veel te veel leeg, zinloos, nodeloos en zwaar gelul, praten of schrijven om te kunnen praten of schrijven.
De troost: aangezien deze redevoeringen niet van belang zijn voor het verhaal, kan men ze diagonaal doorlezen, of helemaal overslaan.
Op een bepaald moment in het boek zijn er ook teveel personages, om nog te weten wie bij welke rode draad hoort. Gelukkig sterven er dan enkele, en dan klaart het allemaal weer op.
Maar goed, na de redevoeringen in de Logos Club keert het boek langzaam maar zeker terug naar een hoog niveau. Het zal niet meer het fantastische niveau zijn van het eerste deel. Soms komen er nog te lange discussies of teveel citaten. Maar algemeen komt de suspens terug, de humor is niet meer even verrassend als in het begin, maar wel weer van de partij.
Conclusie:
Echt een goed en niet-depri boek, maar men moet waarschijnlijk toch een minimale interesse hebben voor linguistiek, filosofie of politiek. De lezer weet ook dat het boek niet volmaakt is, dat er mindere passages in zitten. Maar hij zal ook merken dat het algemeen echt goed is. Veel leesplezier!
Kleine persoonlijke opmerking:
Men merkt dat Binet journalist is. Hij heeft de zevende functie van de taal beschreven en uitgevonden. De bijkomende functie die Binet aan de taal geeft, heeft me nogal ontgoocheld. Er was niets bijzonders aan (volgens mij). In ieder geval niets diepgaand, filosofisch. Ik ben geen journalist maar eerder filosofisch aangelegd, en ik zou wel weten hoe ik de zevende, achtste of met andere woorden, de laatste functie van de taal zou omschrijven. Het spreekt vanzelf dat ik dit niet zal doen.
|
Reacties (0)Delen
|