Gelezen door: André Oyen (3553 boeken)
Citaat: "Vanaf het moment dat ik met literatuur in aanraking kwam hield ik al van onverzoenlijke auteurs van nee-zeggers, van outcasts, van opstandelingen en zelfbenoemde verschoppelingen."
Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976) studeerde van 1994 tot 1999 Nederlands en literatuurwetenschap aan de Universiteit Leiden. Hij is columnist in nrc.next en De Groene Amsterdammer. Van 1999 tot 2007 was hij redacteur en columnist van het Leids Universiteitsweekblad Mare. Hij woont en werkt in Den Haag. In 2003 verscheen een bundeling van Weijts' Mare-columns onder de titel Sluitingstijd. Zijn debuutroman Art. 285b, waarvan de titel verwijst naar het artikel over stalking in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht, verscheen in 2006. Art. 285b. werd vrijwel unaniem lovend ontvangen, en leverde hem nominaties op voor zowel de AKO Literatuurprijs als De Gouden Uil Literatuurprijs. Vertaalrechten zijn inmiddels verkocht voor het Duits en het Sloveens. In oktober 2008 verscheen zijn tweede roman, Via Cappello 23, die in Venetië, Verona en Leiden speelt en onder meer het effect van weblog GeenStijl behandelt. In de TROS Nieuwsshow op Radio 1 noemde Pieter Steinz Weijts 'een natuurlijke opvolger van Mulisch. De roman werd genomineerd voor de De Gouden Uil Literatuurprijs en de AKO Literatuurprijs, en won de Gerard Walschapprijs. In 2012 verscheen zijn derde roman, Euforie, waarmee Weijts de BNG Nieuwe Literatuurprijs won.
Dat Christiaan Weijts naast romanschrijver ook een sprankelende columnist is, weten de lezers van De Groene Amsterdammer en nrc.next. Met Achternamiddagen leidt Weijts zijn lezers rond in zijn atelier. Hij demonstreert zijn technieken en fascinaties, wijst details aan bij uiteenlopende leermeesters als Nabokov, Hermans, Montaigne, Flaubert, Winterson, Casanova en Roth. Tussendoor daalt hij af in een lexicon met autobiografische fragmenten naar de bronnen van zijn schrijverschap. Het boek is goed gemonteerd, na een hoofdstuk over ‘schrijven’ volgt er een over ‘lezen’ en een over ‘gelezen worden’. Die grote onderdelen worden afgewisseld met een abecedarium waarin belangrijke termen uit het schrijversbestaan van de auteur worden becommentarieerd. Tot slot bevat het boek drie in memoriams: eentje bij de dood van Harry Mulisch, een na het overlijden van Weijts’ goede vriend Thomas Blondeau en ten slotte een mooie herinnering aan Gerrit Komrij. Het boek in zijn totalteit is vooral een zelfportret in de vorm van elegante en lichtvoetige essays.
|
Reacties (0)Delen
|